Woensdag 18 mei vond in het Innovatiehuis in Den Bosch een thema bijeenkomst plaats met de titel: Professionals zijn beter af met/zonder registers.
Doel van de bijeenkomst was de dialoog over professionalisering en de waarde van een register als het gaat om het vastleggen van de activiteiten die daarmee gepaard gaan.
De aanleiding was de aankomende wetswijziging waarin het “vrijwillige lerarenregister” omgezet wordt in een verplicht register voor leraren en de tot nu toe zeer magere bereidheid (50.000) van leraren om zich te registreren (houd deze nuance even vast!).
Voor de lezers …we hebben het hier met name over het mbo omdat het Consortium voor Innovatie van- en voor de MBO instellingen is.
De setting
Ongeveer 19 aanwezigen uit verschillende takken van sport waren aanwezig. Aanbieders van trainingen, aanbieders van personeelsinformatiesystemen, HR medewerkers, Onderwijsadviseurs, Onderwijsondernemers, een afgevaardigde van het forum standaardisatie, aanbieders van bijvoorbeeld EVC en portfolio systemen, opleiders, leden van de onderwijscoöperatie en 1 leraar.
Een mooi gemêleerd publiek, allen met hart voor onderwijs en allen zeer bewust bezig met professionalisering.
In de voorstelronde vroeg ik naast naam en rugnummer waar de deelnemer zijn/haar eigen professionalisering in bijhield. Ik denk dat 90% van de deelnemers aangaf daarvoor LinkedIn te gebruiken (hier kom ik nog op terug).
De eerste leervragen die uit de voorstelronde naar voren kwamen waren:
- Bevoegd/Bekwaam, hoe zit dat in het mbo?
- Er zijn voor lang niet alle vakdocenten in het mbo lerarenopleidingen mogelijk om bijvoorbeeld schilders, kappers, bakkers enz. op te leiden. Helaas kiezen dan veel mensen voor de 2e graads leraren opleiding omgangskunde.
- In de zogenaamde PDT (pedagogisch didactische trajecten) wordt amper aandacht besteed aan de overdracht van VAKdidactiek van het betreffende vak waarin opgeleid wordt.
(hoe legt een topkapper vanuit zijn eigen vak aan leerlingen het vak kappen uit). - Er zijn al heel veel docenten die op enigerlei wijze hun professionalisering vastleggen in een systeem. Hoe vindt zonder de administratieve lasten uitwisseling binnen systemen plaats?
- Als de autonomie van leraren zo hoog in de vaandels staat, waarom mogen er dan alleen “gevalideerde (lees commerciële) activiteiten worden vastgelegd?
- Kunnen er ook andere activiteiten gevalideerd worden zonder de vingers van beoordelingscommissies achter de knoppen?
- Hoe kom je als aanbieder nu achter die wel of niet gevalideerd zijn keuzes die gemaakt worden?
Het podium aan drie sprekers.
Frank Jansma van de Onderwijscoöperatie nam ons mee in een historisch perspectief. Het lerarenregister is niet gisteren bedacht maar loopt al sinds de vorige eeuw.
In 2002 werden door SBL de bekwaamheidseisen van leraren al vastgesteld en sinds die tijd is er al sprake van een register. Let wel: de werkgevers hebben het laten liggen in de uitvoering van de wet BIO en zij zouden verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van de bekwaamheid van leraren. Het eigenaarschap en de inspraak over wat wel en niet in het register hoort is echt een forse strijdpunt geweest. Ook de beroepsstandaard van leraren, het aanzien van leraren als beroepsgroep en het van/voor en door leraren is niet iets dat gisteren opgeborreld is.
Het feit dat de minister nu het register als wettelijke eis voor leraren opstelt heeft te maken met de verantwoordelijkheid die de minister heeft als het gaat om de kwaliteit van onderwijs en dus de kwaliteit van leraren.
Frank gaf aan dat het vrijwillige lerarenregister “gekaapt” is door de minister en omgezet is in een wet. Eigenlijk is het register maar een administratief ding dat niet zo heel veel meer met de professionalisering van leraren en de autonomie van leraren te maken heeft. (Frank corrigeert mij vast als ik ernaast zit).
Wanneer je wilt tekenen voor kwaliteit is de beroepsstandaard van groot belang, daar wordt op dit moment heel hard aan gewerkt.
Anna van der Horst van Meurs is aan het promoveren op proactief loopbaangedrag.
Hoe krijg je professionals in beweging als het gaat om het zich blijvend ontwikkelen? Zij hanteert daarvoor de vier C´s: Control, Curiousity, Concern, Confidence.
Uit onderzoek komt met name naar voren dat professionaliseringsactiviteiten aan de volgende eisen moeten voldoen, wil je de professional in beweging krijgen.
1. De activiteit moet relevant zijn voor de professional (niet omdat de baas hen stuurt)
2. Het moet mogelijk zijn je te professionaliseren (tijd, geld, keuze)
3. Het moet energie opleveren (leuk is geen fijn criterium).
Mensen die niet proactief zijn in hun professionalisering en “nog maar een paar jaar hoeven” zijn al met “mentaal pensioen”
De relatie van het verplichte register en vastleggen van de puntjes is zo snel gelegd.
Theo Mensen wond zich op over het feit dat het register leeg blijft (slechts 50.000 geregistreerde leraren). Hij gaf aan dat dat vooral komt doordat er niet voldoende gekeken wordt naar de validering van de bewijzen. Verbaasd was hij over het feit dat de onderwijscoöperatie vanaf het begin van de invoering van het lerarenregister (gefinancierd door publieke middelen) niet voldoet aan de ePortfolio standaard. Er is een ePortfolio standaard (NEN 2035) en ook het lerarenregister of het register zoals het straks verplicht wordt, moet daar aan voldoen. Uitwisselbaarheid van gegevens en eigenaarschap van de data zijn echt punten waar niet naar gekeken is en waar NU (kijk naar de vragen van de aanwezigen) echt niet meer aan voorbij gegaan kan worden.
Ook sprak Theo over zelfassessments in relatie tot kwaliteitsdenken. Daardoor kan kwaliteitsborging plaatsvinden. Hij verwees naar het open badges systeem waarin validering op meerdere lagen kan plaatsvinden. Ik vind, mijn collega vindt, mijn baas vindt, de beroepsgroep vindt, de minister vindt…..
Drie heel verschillende benaderingen van professionalisering, eigenaarschap en wel of geen register, maakten het best lastig om vervolgens met elkaar de dialoog aan te gaan over voors- en tegens, oplossingen en voorstellen.
In de rol van gespreksleider had ik het heel druk met anderen ruimte geven, faciliteren, organiseren, sturen en soms doorvragen.
Ik liet daar mijn mening vanwege mijn rol achterwege.
Hier niet.
Het feit dat 90% van de deelnemers aangaf LinkedIn als ePortfolio te gebruiken, maakt dat ik denk dat we er nog lang niet zijn. Van wie zijn de data? Waar staan die data? Kan ik ze exporteren?
Het feit dat reflecteren op je eigen leren, plannen waar je naartoe wilt en feedback vragen op jouw handelen nog niet breed DE STANDAARD is, baart me zorgen.
Dat je deze activiteiten niet vastlegt in een portabel portfolio dat voldoet aan de ePortfolio standaarden, is ook zorgelijk.
Kwaliteit is niet te borgen met een certificaat dat gevalideerd is door niet objectieve onafhankelijke professionals.
Leraren weten niet wie er in hun gegevens neuzen. Deze zaken zijn in softwarematige oplossingen wel te regelen.
De beroepsvereniging van het MBO (BVMBO) heeft geen zeggenschap in deze validerings- en toetsingsactiviteiten.
Kortom, het was heel moeilijk om gespreksleider te zijn omdat ik best iets vind.
Gelukkig reflecteer ik hier op mijn handelen en heb ik een certificaat met 3 biopunten.
Het register kan me gestolen worden want in 2022 (herregistratiemomentje ) zijn we al een aantal eikelpoetsende ministers en staatssecretarissen verder.
Ik vind:
- dat de 48 miljoen gemeenschapsgeld voor invoering van het register uitgegeven zou moeten worden aan echte onderwijszaken (verlaging werkdruk, vraaggestuurde professionalisering, minder lesuren).
- dat de onderwijscoöperatie niet de juiste onafhankelijk en democratisch gekozen organisatie is voor de invoering, validering en uitvoering van een register (slagers die hun eigen vlees keuren).
- dat “de beroepsgroep leraren” niet bestaat.
- dat de bevoegd/bekwaam toelatingseisen voor het register gestoeld zijn op elitair denken vanuit een HAVO en VWO docenten perspectief, niet vanuit het beroepsonderwijs.
- dat de bekwaamheidseisen opgesteld in 2002 eerst geactualiseerd moeten worden.
- dat lerarenopleiders op universiteiten en HBO ook in een register moeten (kunnnen)
- dat mensen die geen 0.2 aanstelling bij een onderwijsinstelling hebben recht moeten hebben op registratie.