Grenzen verdwijnen en Bruggen worden nu geslagen en niet pas in 2030.

Een korte Inleiding voor de lezer.
Bij Fontys pakken ze het laatste Thema in de Master Leren en Innoveren op een game- achtige manier aan
Daar heet de Ecologie van Innoveren: LA4. Thema is dus hetzelfde naam is wat anders.
De MLI studenten worden uitgedaagd om in leerteams een innovatief beeld te geven hoe het onderwijs er in 2030 uitziet.
Ik zoek het even wat dichter bij huis, maar voor de toekomst denk ik dat Boundary Crossing vanzelfsprekend moet zijn in onderwijs.
Gisteravond heb ik op Twitter gezegd dat ik er vandaag een blogpost met daarbij behorende bronnen zou schrijven. Omdat Judith en Marcel altijd naar elkaar schrijven op 2bejammed, doe ik dat ook op deze manier.
Let the Battle begin….

Grenzen verdwijnen en Bruggen worden nu geslagen en niet pas in 2030.

Hai Judith,

Bij “onze school” is kenniscreatie een van de onderdelen in de MLI, door alle thema’s heen wordt dit meegenomen. We werken daarvoor samen in KnowledgeForum. Ikzelf heb steeds aangegeven dat sociale media voor mij ook een plaats is waar kennis gecreëerd wordt. Ik ben van mening dat de combinatie Twitter/Facebook en een weblog zichtbaar tot kenniscreatie leidt. Nu masteren we samen en weten dus ook dat je aannames moet onderbouwen en anders onderzoeken.

Laten we eens starten met co-creatie en kenniscreatie door middel van bloggen.

Waar ik het eigenlijk over wil hebben zijn 2 vragen die al vanaf het begin van het thema Ecologie van Innoveren  door mijn hoofd spelen.

  1. Welke kwaliteiten (of competenties?) heeft een “bruggenbouwer” (ook wel broker of boundary crosser genoemd) nodig om succesvol te zijn?
  2. Welke cultuurveranderingen en condities zijn er nodig om een bruggenbouwer te ondersteunen en succesvol te laten zijn? (ik zie hier al een denkfout/conceptfout, want misschien zijn er helemaal geen cultuurveranderingen nodig, dit is dus mijn aanname als eravaringsdeskundige en dus niet helemaal correct)

Je weet dat wij bij het laatste thema als hoofdbron gebruik maken van Boundary Crossing and Boundary Objects (Akkerman & Bakker 2011) en Boundary Crossing binnen en tussen organisaties, Het Leerpotentioeel van grenzen (Akkerman &Bakker 2012). Daarover schreef ik hier.
Bij deze blogpost en vraagstelling gebruik ik ook het artikel van Snoek; Transfer en boundary crossing bij masteropleidingen voor leraren. (2013) als bron.
(NB: het is tegen de APA regels om direct te linken naar bronnen in de tekst, maar voor nu wel handig, zodat jij niet hoeft te zoeken)

Vandaag wil ik aan de slag met de eerste vraag: Welke kwaliteiten (of competenties?)  heeft een “bruggenbouwer” (ook wel broker of boundary crosser genoemd) nodig om succesvol te zijn?

Inleiding

denken over grenzen heen

Laten we even voorop stellen dat ik vind dat jij en ik bruggenbouwers zijn, we bewegen ons in verschillende contexten (activiteitensystemen) en proberen datgene wat we in het ene systeem leren en ervaren, mee te nemen naar het andere systeem. Wij volgen beiden een MLI dus eigenlijk zou- dat wat voor ons geldt – voor al onze mede- mli collega’s gelden. Wij doen allemaal aan praktijkgericht onderzoek en onze context is de bron voor onze theorie. Klopt dit?
We ervaren ook beiden dat wat we in onze opleiding leren, niet altijd toe te passen is in de praktijk, of dat de praktijk er helemaal niet zit te wachten op al die poespas.
Snoek verwijst bij dit transferproces naar Baldwin & Ford “the extend to which the learning that results from a training experienxe tranfers to the job and leads to meaningful change in work performance”
Als ik vervolgens lees dat 18000 leraren de laatste jaren een beurs ontvangen hebben voor een masteropleiding, vraag ik me (waarschijnlijk net als Snoek) af…..wat is er met al die kennis gebeurd in de organisaties?
Om een effectieve transfer van de master naar de beroepspraktijk te hebben zijn volgens Snoek 3 factoren van belang: de kwaliteit van de deelnemer (en de capaciteit om het geleerde in de praktijk toe te passen), de kwaliteit van de opleiding (en de mate waarin toepassing op de werkplek gestimuleerd wordt) en de kwaliteit van het organisatieklimaat (en dan met name stimuleren van toepassen van het geleerde en erkennen en belonen).
Deze 3 factoren komen ook terug in de vragen die ik stelde.?

Laten we eerst eens kijken naar de kwaliteiten van een bruggenbouwer, door Snoek benoemd als de kwaliteit van de deelnemer. Akkermans en Bakker geven aan dat Bruggenbouwers erkend zijn als belangrijke figuren in organisaties en netwerken, omdat  zij in staat zijn om hun kennis en ervaring van de ene naar de andere praktijk in te brengen. Ook signaleren zij dat Bruggenbouwers worstelen met die dubbelpositie (ambigu vanwege en/en en noch/noch) enigszins buitenstaander zowel in de ene als in de andere praktijk.
Een aantal kwaliteiten die benoemd worden zijn: onzekerheidstolerantie, het kunnen wisselen van rollen en het voeren van interne dialogen om consistent te blijven. Akkermans en Bakker verwijzen hier naar Akkerman, Admiraal, Simons & Niessen (2006) “it requires people to have dialogues with the actors of different practices, but also to have inner dialogues between the different perspectives they are able to take on”.
Er wordt zelfs gesproken over een “boundary-crossing leiderschapstijl.
De boundary crossing competentie wordt door Walker en Nocon (2007) beschreven als: “the ability to manage and integrate multiple, divergent discourses and proactoces across social boundaries”.
Nu weer terug naar onszelf.
Ik wil een aantal kwaliteiten benoemen die ik vanuit mijn eigen ervaring denk te hebben of juist weet dat het handig is om ze te hebben (jaja, ontwikkelpunten). Wil jij er eens naar kijken en ze aanvullen of bekritiseren.
Als Bruggenbouwer

  • spreek je de taal van de praktijk waar je je op dat moment in beweegt.
  • kun je de verbinding leggen naar andere praktijken door gebruik te maken van sprekende en begrijpelijke voorbeelden.
  • heb je Politieke voelsprieten zodat je wanneer je schakelt tussen de praktijken niet op tenen trapt en weet waar de “beslissers, veranderaars en innovators” zitten en op wie je kunt rekenen.
  • heb je zicht op de kritische denkers en weet ook hen te vinden om mee in gesprek te gaan.
  • kun je  de overeenkomsten tussen praktijken, in plaats van de tegenstellingen,  zichtbaar maken (#omdenken)
  • moet je wanneer je voelt dat er een innerlijk conflict ontstaat de tijd nemen om die interne dialoog te voeren, voor je de volgende stap zet.
  • moet je kunnen luisteren, doorvragen en tussen de regels door kunnen kijken.
    Juist vanwege de noch/noch rol, hoor je er nooit helemaal bij en laat nooit iemand zomaar het achterste van zijn tong aan jou zien…toch is dat van belang wil je de praktijken verbinden.
  • heb je de kwaliteit streng te zijn, zonder streng gevonden te worden (afspraak is afspraak).

………………………………………………………..

Mijn stelling: In 2030 is co-creatie, kenniscreatie en kennisdeling tussen onderwijsinstellingen en de daar studerenden vanzelfsprekend, daarmee beginnen we nu!
……………………….the game is on….door deze blogpost ben ik de grens naar jouw masteropleiding overgestoken en ik daag je uit om nu samen met mij kennis te creëren.

Ik roep ook Martijn Sytsma op om mee te doen, dus Judith wie ga jij vragen om aan te sluiten?

Karin

 

Gebruikte Bronnen:
Akkerman, S. F., & Bakker, A. (2011). Boundary crossing and boundary objects. Review of educational research, 81(2), 132-169.
Akkerman, S.F. & Bakker (A). (2012). Het leerpotentieel van grenzen. ‘Boundary crossing’ binnen en tussen organisaties. O&O, 1, 15-19.
Snoek, M. (2013). Transfer en boundary crossing bij masteropleidingen voor leraren. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 34(3)

4 reacties

  1. Interessant stuk, Karin. Even een zijdelings commentaar van mijn kant.
    Die vraag die je stelt over de 18000 leraren met een beurs is ook een leuke. Ik denk zelf dat het ook te maken heeft met de timing van werkzaamheden van masterstudenten. Zij moeten van de opleiding hun activiteiten uitvoeren binnen de planning van de leerjaren, en dat past niet altijd (nooit?) precies op de prioriteiten van de organisaties, waarin zij werkzaam zijn.
    Veel innovaties of veranderingen hangen naar mijn ervaring af van het ‘inschieten van ideeën’ op het juiste moment. Als je iets wilt veranderen, moet je soms gewoon heel veel geduld hebben, maar al die tijd wel alert blijven. In mijn rol als bruggenbouwer (ik vind wel dat ik die ‘titel’ mag dragen) probeer ik altijd mijn oren en ogen open te houden. Een groot deel van mijn werk dat gericht is op veranderen, bestaat uit luisteren en afwachten. Handelen moet je vooral doen op het juiste moment.

Reacties zijn gesloten.